Midwinter
Het noodlot joeg de vier mannen met hun scheepje de haven uit. Buitengaats
wachtte hen een woelige zee en een stormachtige gure wind. Al snel verloren
ze de controle over hun scheepje; wind en stromingen bepaalden snelheid en
richting. In de lange winternacht verloren ze gevoel van plaats en tijd. Het begon
rondom te kraken, ze bleken tussen ijsschotsen terechtgekomen te zijn
Na enige tijd zaten ze muurvast in het opdringende ijs. Toen hun scheepje
begon te kraken zijn ze toch maar op het ijs geklommen Bij de vlagen van
maanlicht zagen ze iets wat op een kust leek. Moeizaam gingen ze die kant
op, onderwijl geteisterd door hagelbuien. Het bleek een kaal rotsachtig stuk
land te zijn dat boven de ijsschotsen uitstak. Van hun scheepje was niets
meer te bekennen. Uitgeput stonden ze in de koude wind te kleumen, niet
wetende waar nu heen te gaan. Even brak het wolkendek, er leek een ster op
hen af te komen. Een wonderlijk geluid en veel licht omringden hen. De kou
werd uit hun botten gejaagd. Ontelbaar vele keren vloog de zon voorbij. Toen
werden ze in de sneeuw teruggeworpen. Het was weer nacht en er stond een
koude wind. Al lopend kwamen ze bij een afdakje dat boven de sneeuw uitstak.
Onder het afdakje was zelfs een bank waarop ze gingen zitten om bij te
komen van hun wederwaardigheden. Na enige tijd kwam er een groot geel
rijtuig, de deuren gingen open en ze werden binnen gewenkt. De koetsier gebaarde
hen om te gaan zitten, deed de deur dicht, sprak een spreuk uit en reed verder. Aan het eind van de rit waren ze in een gezellig plaatsje aangekomen.
De koetsier gebaarde hen dat ze uit moesten stappen. Ondanks het
waarschijnlijk late uur waren er toch nog tamelijk veel mensen op straat. De
vier mannen werden herhaaldelijk met de spreuk van de koetsier begroet.
Ook in de herberg waar ze uiteindelijk mochten overnachten kregen ze de
spreuk weer te horen. Volgens mijn woordenboek was de vertaling van de
spreuk: Plezierige feestdagen en een goed begin van het nieuwe jaar!
KOOS |